Anne Luiting had een brandstoffenhandel, later de zogenoemde ‘witte pomp’, die na zijn overlijden werd voortgezet door zijn vrouw en vervolgens door hun dochter.
Anne Luiting is geboren op 6 december 1911 als jongste van zeven kinderen (waarvan er eentje na 16 maanden al is overleden) van Klaas Luiting en Egbertje Graanstra.
Als 18-jarige heeft Anne een half jaar gewerkt als kelner bij A. Braam in Drachten.
Hij trouwde in 1938 met Trijntje Bijker uit Fochteloo. Bij dat huwelijk erkende hij ook een dochter van Trijntje, de in 1937 in Groningen geboren Jeltje (Jellie). Op dat moment was Anne al brandstoffenhandelaar.
Oudste broer Albertus (Bertus) was de brandstoffenhandel begonnen aan de Weemeweg (hoek Kuipenstreek). Toen hij naar Amerika emigreerde nam Anne de zaak in 1948 over.
Voor zijn vertrek naar Amerika had Albertus het pand aan de Weemeweg verkocht aan Abel Bergsma, waarschijnlijk een zwager van hem.
Anne moest het bedrijf dus elders voortzetten en kwam terecht aan de Houtwal (nu de nrs. 13 en 14).
Hij verkocht er allerlei soorten brandstof: Eierkolen, cokes, bakkerskolen, smidskolen, antraciet, en later zogenoemde nootjes (3 tot en met 5).
Anne werkte ook zelf hard mee met het scheppen van kolen en het sorteren van de brandstoffen. De vrolijke man met veel humor legde in zijn vrije tijd graag een kaartje of hanteerde de biljartkeu.
Hij overleed op 10 mei 1953, op nog maar 41-jarige leeftijd.
Hij ligt begraven in Oosterwolde (3-11-4).
Zijn vrouw Trijntje nam de zaak dus over en overleed op 63-jarige leeftijd in 1979.
Voor dit verhaal is o.a. gebruik gemaakt van het periodiek van de Historische Vereniging Oosterwolde, De Gaaste, nummer 28.